Vlag

Onze nationale driekleur bestond in de 15e eeuw al als vlag voor Holland. In de 16e eeuw voerden de piraten in dienst van Willem de Zwijger de prinsenvlag met de kleuren uit het wapens van Oranje en Nassau: ‘oranje-blanje-blue’. De vlaggen hadden soms drie, maar vaak ook zes, negen of twaalf banen. Maar oranje was niet al te kleurvast op zee, dus de kleur werd geleidelijk vervangen door rood. In 1795 werd het rood-wit-blauw de officiële landsvlag. Pas na de tweede wereldoorlog (in 1949) werd in de wet vastgelegd dat het rood ‘vermiljoenrood’, het wit ‘helderwit’ en het blauw ‘kobaltblauw’ moest zijn.

Via tsaar Peter de Grote is het rood-wit-blauw in de Russische vlag gekomen en ook de vlaggen van Zuid-Afrika en New York waren afgeleid van de nederlandse driekleur.

Op Koninginnedag en de verjaardagen van Beatrix (31 januari), Claus (6 september) en Willem-Alexander (27 april) mag de vlag uit met oranje wimpel.

Koninginnedag mag de zondagsrust niet verstoren, dus het feest wordt dan zo nodig een dag vervroegd. Als een lid van het koninklijk huis op zondag jarig is wordt het gevierd op de maandag erna. Dat geldt niet voor de Dodenherdenking (vlag halfstok) of Bevrijdingsdag. 4 en 5 mei wordt niet verplaatst. 15 augustus (einde van de Tweede wereldoorlog), Prinsjesdag (derde dinsdag van september) en Koninkrijksdag (15 december) zijn de enige andere officiële Nederlandse vlaggetjesdagen.

Leden van het Koninklijk Huis hebben hun eigen onderscheidingsvlag, de standaard. Aan de standaard is te zien dat het staatshoofd aanwezig is. Koningin Beatrix heeft vierkante oranje vlag met een blauw kruis. In de vier vakken staat een blauwe jachthoorn (het wapen van Oranje) en in het midden het rijkswapen met de leeuw, de koninklijke kroon en de versieringen van het grootkruis van de Militaire Willemsorde. De vaandel van Willem-Alexander heeft in de vakken twee jachthoorns en twee torens.

Het Groothertogdom Luxemburg voert net als Nederland de rood-wit-blauwe vlag en hoorde van 1815 tot 1839 bij de Nederlanden